Bestaat er nog “vrije pers”?

De verkoopcijfers van alle grote kranten in Amerika en in Europa gaan in dalende lijn. Ignacio Ramonet van “Le Monde Diplomatique” wijt dat op de eerste plaats natuurlijk aan het internet en het netwerk van gsm’s, die hun bezitters op alle mogelijke plaatsen en uren op de hoogte houden van wat er in de wereld gebeurt. Maar dat is niet alles: op indrukwekkende wijze illustreert de auteur een dieper liggende oorzaak: het gebrek aan objectiviteit en onafhankelijkheid van de pers. Daardoor zouden volgens hem heel wat mensen de onvermijdelijk subjectieve berichtgeving via internet en weblogs verkiezen boven een pers, die verkocht is aan multinationals en aan machthebbers. Sterk aanbevolen!



7. Slotbeschouwingen

De relatief schaarse vondsten van onze voorouders, zowel homo als australopithecus, laten (voorlopig althans) vele vragen onopgelost: waarom ging die hominide rechtop lopen? hoe leefde hij, wat at hij? Hoe komt het dat de mens als enig landzoogdier onbehaard is, geen vacht heeft? Wat heeft voor de spectaculaire groei van de herseninhoud op zo’n relatief korte tijd gezorgd (van 500 cm3 tot 1500 cm3 in amper twee miljoen jaar tijd)?
Uit de studie van de fossielen van hominide, homo en dier, uit de studie van het landschap en de plaats van de vondsten en uit de analogie met de huidige situatie hebben een aantal auteurs hypothesen naar voor gebracht, die weliswaar geen wetenschappelijke zekerheid bevatten, maar toch interessante denkpistes leveren. Hier volgen er enkele.

7.1 De ‘naakte’ aap of over het onbehaard zijn van de mens:

We weten niet of Lucy behaard was of niet; meestal wordt ze afgebeeld met een bescheiden beharing zoals die van een mensaap. Hoe dan ook, de beharing verdween in de loop van het proces. Hoe is het mogelijk dat onbehaardheid werd uitgeselecteerd?
Onbehaardheid, zegt men gewoonlijk, zou het gevolg zijn van het rennen op de vlakte. De typisch menselijke zweetklieren moesten zorgen voor afkoeling en dat gebeurt beter als er geen haar in de weg zit. Maar waarom hebben andere dieren het niet? De mens is de enige primaat die zweet. En die dus gedwongen is om in de buurt van beken en meren te blijven, om tijdens de hete dagen zijn waterpeil op hoogte te houden. Bovendien biedt onbehaardheid een echt nadeel: de baby’s kunnen zich niet meer aan de vacht van hun moeder vastklampen (zelfs bij de sterk behaarde chimpansees is het vallen van zuigelingen de belangrijkste doodsoorzaak). Daarom moet onbehaardheid voordelig zijn geweest om een andere, belangrijker reden: omwille van het waden in ondiep water, op zoek naar voedsel…

Praktisch alle onbehaarde zoogdieren zijn tegenwoordig ofwel waterdieren, of waders zoals varkens. Hoe langer het dier in het water heeft geleefd, des te completer is het haarverlies. Het verlies aan isolering door haar wordt gecompenseerd door een onderhuidse vetlaag. Die vetlaag en ook de vorm van het bekken omwille van het rechtop lopen bevorderen trouwens ook het voortbewegen in water.
De Danakil-alpen in Erithrea

Het zou dus wel eens kunnen dat de voorloper van de mens een aquatische mensaap is geweest. Eén van de voorwaarden daartoe is echter dat op een bepaald ogenblik in hun evolutie die mensapen of hominiden (misschien de Australopithecus afarensis, waarschijnlijker nog zijn voorlopers) geïsoleerd moeten hebben geleefd in kleine populaties onder strenge klimatologische omstandigheden. Want in dergelijk geval verloopt de evolutie het snelst. Zo’n gebied waar dat kon is gevonden ten Noorden van Hadar, waar Lucy is ontdekt: zo’n 6



6. Op zoek naar de “missing link”

De laatste jaren zijn in de buurt van Ethiopië een aantal fossielen van hominidae gevonden, die telkens werden begroet als de ‘missing link’, de schakel tussen primaat en hominide. Telkens een beetje voorbarig, en op basis van een miniem aantal gegevens. Sedert Eugène Dubois een eeuw geleden met zijn vondst van de Java-mens dacht de ‘missing link’ gevonden te hebben, een vondst die later als ‘homo erectus’ werd geklasseerd, is de datum waarop de afscheiding tussen de voorouder van de apen van nu en die van de mensen plaats zou hebben gehad meerdere keren verschoven: soms naar ons toe, maar met één van de laatste vondsten, de Sahelanthropus, weer naar het verleden toe. Volgens de DNA-onderzoekers zou hij liggen op een zeven miljoen jaar geleden, volgens de vondsten nu weer een beetje vroeger. Ongetwijfeld krijgen we in deze eeuw een vervolg van deze historische roman.

6.1 Ardipithecus ramidus en kaddaba

In de loop van het jaar 1995 vond een team onderzoekers in de buurt van Hadar het fossiel van een hominide, die nog ouder zou zijn dan de Australopithecus afarensis, dwz. 4,4 miljoen jaar, en aanvankelijk de naam meekreeg van Australopithecus ramidus. Een tijd later, toen meerdere fossielen werden gevonden (o.m. een been en een bekken) besloten de vinders dit wezen te klasseren onder een nieuw genus: Ardipithecus ramidus ramidus. De naam is afkomstig van de taal van de Afar-stam uit de buurt (cfr. Lucy): Ardi betekent grond of bodem; ramid betekent wortel of afkomst.

Tanden van de kaddaba. Pan troglodytes=chimpanzee
In 2001 heeft de soort Ardipithecus ramidus een ouder broertje gekregen: de Ardipithecus ramidus kadabba, 5,6 tot 5,8 miljoen jaar oud. De eerste vondst betrof zes gefossiliseerde tanden, afkomstig van een ‘hominide’ of voorloper van de mens. De kadabba vertoont niet veel verschil met de apen waar hij van afstamt, behalve dan dat hij rechtop liep. Hij gelijkt erg op de vorige, maar is wel heel wat ouder. De naam



Putin, de Hitler van de 21e eeuw?

Je moet geen Rusland-kenner zijn om te weten dat dat land sinds de implosie van de Sovjet-Unie straks vijftien jaar geleden er nog niet veel is op vooruit gegaan. Maar als je een historicus van Harvard en Oxford hoort beweren dat de parallel tussen Putin en Hitler of tussen de jaren van de Weimarrepubliek en onze tijd nu nogal voor de hand ligt, schrik je toch even. Wat staat ons nog te wachten in de komende jaren, in een land dat de tweede nucleaire macht in de wereld is en blijkbaar weer op weg is om een gevaarlijke dictatoriale staat te worden? Hopelijk zal het voorbeeld van Oekraïne de democratische krachten in Rusland inspireren.

Je kan eventueel ook naar het volgende artikel, over de gevolgen, op demografisch gebied, van de crisis in Rusland.



Tsunami

De tsunami van zondag 26 december: het deed me onwillekeurig denken aan die andere tsunami in de prehistorische tijd, waarvan het Gilgamesh-epos en de bijbel ons de mythe (=het verhaal) hebben overgeleverd: de zondvloed. In de bijbel wordt die beschreven en geduid als straf van God voor de zonden van de toenmalige mensheid.
Een paar dagen geleden hoorde ik op de Hollandse televisie iemand verklaren dat, als God niet bestond, deze ramp totaal zinloos zou zijn. Ik heb niet gehoord welke zin hij er dan aan gaf. Maar het zal wel niet geweest zijn dat het een straf was van God voor de zonden van de huidige mensheid. Tenzij hij natuurlijk een fundamentalist was. Maar welke zin kan je als mens nu aan zo’n gebeuren geven?
Zij die niet (meer) geloven in de “almachtige vader, schepper van hemel en aarde” hebben het voordeel dat ze zich niet in allerlei bochten moeten wringen om het beeld van de goede, almachtige God, de Vader, van wie Jezus zegt dat er geen mus van het dak valt zonder dat Hij het weet, te verzoenen met dat van de Wreker, of de Wrede Natuur, die dergelijke rampen op de mensen in Oost-Azië heeft afgestuurd.
Anderzijds is het merkwaardig maar ergens logisch dat de mens, als hij wel gelooft in een goede god, zich zo moeilijk kan verzoenen met het feit, dat de natuur blind en zonder enig mededogen toeslaat. Dat geldt uiteraard voor zo’n zondvloed, die maar eventjes 140.000 mensen (het cijfer tot nog toe) in een paar minuten van de kaart veegt. Maar het geldt evenzeer voor het verkeer, dat in ons land alleen al gemiddeld vier-vijf mensen per dag de dood injaagt, of voor de oorlog in Irak, Congo en tutti quanti, die jaarlijks het tienvoud van de slachtoffers van deze tsunami op de meest vreselijke wijze van het leven berooft. De dodelijkheid van het verkeer en van de oorlogen heeft weliswaar de mens zelf als oorzaak, maar de onvermijdelijkheid ervan benadert blijkbaar die van de blinde natuur.
De mens schept die god naar zijn eigen beeld: en in die creatie heeft zinloosheid geen plaats. Alles in het beeld van die god is zinvol, omdat hij doorheen de mens, die hem schept, aan alles een zin geeft: beloning of straf, geborgenheid, mededogen of verwerping.
Het is dan toch waar dat wij nog steeds iets van de prehistorische mens in ons hedendaags mens- en godsbeeld hebben zitten. De prehistorische mens, die alles wat hem te boven ging, op het conto schreef van een wezen, dat de wereld rondom hem beheerste, hem veilig of onveilig maakte, en zich manifesteerde in allerlei natuurfenomenen en wonderbaarlijke tekens.
En de boodschap van Jezus van Nazareth dan? Die heeft volgens mij veel minder, misschien zelfs uiteindelijk niets, te maken met het bestaan van een God, maar des te meer met het bestaan van de Mens. Het is evident dat Jezus zich slechts in de taal en de cultuur van zijn tijd en zijn volk kon uitdrukken. De taal van de oudtestamentische traditie, die God zag als de schepper van hemel en aarde, en de leider van zijn uitverkoren volk. Door die God als een liefdevolle vader voor te stellen heeft Jezus deze traditie weliswaar verfijnd en menselijk bijgesteld. En het is even evident dat zijn volgelingen, joden en hellenen, Jezus ook zo geïnterpreteerd hebben. Dat de evangelies (waarvan het oudste, dat van Marcus, rond het jaar 70 werd geredigeerd) hem als de zoon van God voorstellen en portretteren, en dat Paulus als allereerste reeds een hele heilstheologie uitbouwt rond diegene, die hij in levende lijve nooit heeft gekend. En dat tenslotte de Griekse kerkvaders en de concilies een beeld hebben geschapen van die God en de Drie-eenheid, die een hellenistische interpretatie is van de joodse, bijbelse boodschap, zo goed als onverstaanbaar voor de moderne, wetenschappelijk geschoolde mens van vandaag.
En als we de evangelies (en de brieven van Paulus) nu eens gingen lezen op onze moderne manier? Als een boodschap voor de mens van vandaag? Dan is wel de eerste vraag die we ons moeten stellen deze: wat heeft die man, die jood van tweeduizend jaar geleden, ons nu nog te zeggen? Welk is de essentie van zijn boodschap? Daarover wil ik wel in de volgende dagen iets zinnigs proberen te zeggen.



5. De Australopithecus

5.4 De Australopithecus afarensis

Kniegewricht van de Austral. afarensis
We zijn zo’n drie miljoen jaar terug in de tijd en blijkbaar nog niet aan het einde van onze zoektocht naar de voorouders van de mens. Dat werd nog maar eens duidelijk in 1973, toen de Amerikaanse paleoanthropoloog Donald C. Johanson in Hadar (Noord-Ethiopië) een kniegewricht vond, duidelijk van een hominide, en tussen de drie en vier miljoen jaar oud. Het jaar daarop vond Johanson een bijna volledig skelet, dat hij Lucy noemde, met zijn wetenschappelijke naam: Australopithecus afarensis, naar het Afar-volk dat in die buurt woont. Het jaar daarop vond hij nog fossielen van een vader, moeder en kinderen.

Voetafdrukken van de Austral. afarensis in Laetoli
In Laetoli (Tanzania), 1500 km. verwijderd van Hadar, werden in 1978 door Mary Leakey enkele fossielen en vooral een voetspoor teruggevonden van twee hominiden, een vrouw (?) en een kind, over een afstand van 80 voet, wellicht afkomstig van de Australopithecus afarensis.
Lucy is een hominide, nog geen mens, daarvoor is het hersenvolume te klein (tussen 380 en 450 cm3), en zijn verschillende trekken te primitief. Maar er bestaat geen twijfel over dat ze iets gemeen had met de mens: ze liep rechtop. En de ouderdom ervan is respectabel: tot 3,5 miljoen jaar oud. De Australopithecus afarensis heeft dus minstens 1 miljoen jaar rechtop rondgelopen alvorens een splitsing kwam die leidde naar de homo.

In augustus 1995 kwam het bericht van een nieuwe vondst, gedaan door Meave Leakey (schoondochter van de fameuze Louis Leakey) nabij het Turkanameer in Kenya: de Australopithecus anamensis (anam = meer), ten hoogste 4,1 miljoen jaar oud en met meer zekerheid in de lijn van de andere Australopitheken, dwz rechtoplopend, maar met een sterk op de aap gelijkend gebit. Volgens de geleerden zouden in die periode heel wat soorten ‘australopitheken’ hebben kunnen rondlopen in die Oostafrikaanse valleien. Waarom ze rechtop gingen lopen is nog niet uitgemaakt, maar het zou niets te maken hebben met ‘savanne’-toestanden, aangezien de plaats waar die fossielen zijn gevonden vroeger geen savanne maar vol oerwoud was.
Met die nieuwe vondst zijn we weer een stapje verder opgeschoven naar het moment waarop aapmensen en mensapen hun eigen weg zijn gegaan, een moment dat volgens moleculaire onderzoekingen zou liggen tussen 4 en 6 miljoen jaar geleden…
Over de oorzaken van het uiteengaan van apen en mensen (mensapen en hominiden) is het nog steeds gissen. Volgens Prof. Yves Coppens, een Fransman die doceert aan het Collège de France zou het te maken kunnen hebben met klimatologische veranderingen, die in Oost-Afrika hebben plaats gehad. Tijdens het Mioceen (een periode van het Tertiair, meer dan 5 miljoen jaar geleden) is de “rift valley”, een tektonische kloof die over heel Oost-Afrika van Noord naar Zuid loopt, gaan bewegen waardoor een scheiding is gekomen tussen de Oost- en de Westkant: in het oosten is het landschap droger en minder bebost geworden, in het westen is het vochtige tropische woud blijven bestaan. De soorten, die in het oosten leefden hebben zich aan de nieuwe situatie moeten aanpassen, iets wat een ontwikkeling van vormen heeft meegebracht die in het westen, in het tropisch regenwoud niet gebeurden.
(wordt vervolgd)



En wat als de Amerikanen het in Irak niet halen?

Het jaar 2005 komt er aan, met de oorlog in Irak als grootste uitdaging. Wat als de Amerikanen er niet in slagen enige veiligheid daar te garanderen, voor en na de verkiezingen van einde januari? Wat moet er gebeuren in het Midden-Oosten en welke politiek moet Bush in zijn tweede ambtstermijn voeren tegenover die regio om onze nieuwjaarsvredeswensen op mundiaal vlak ook maar enige geloofwaardigheid te geven? Lees het artikel en je zult misschien licht zien aan het verre eind van de tunnel..



Kerstmis en Nieuwjaar

Dit is een tijd van wensen. Aan de bekende en onbekende bezoekers van deze weblog wens ik voor de komende dagen en het komende jaar: geloof, vooral geloof in de mens, dus ook in jezelf, ondanks alles; hoop, als balsem op de wonde van de wanhoop, waaraan zoveel mensen rondom ons en in de grote wereld korter of langer ten prooi vallen; liefde, vooral dan dat wat er het toppunt van is: vriendschap. In de voorbije maanden heb ik ondervonden, dat leven zonder die ‘deugden’ geen enkele zin heeft. En je mag altijd laten horen dat je het daar eens (of oneens?) mee bent…



5. De Australopithecus

5.2 Datering

Hoe oud is de Australopithecus? Via verscheidene methoden (o.m. de kalium-argon-datering, een methode die werkt met de halveringstijd van radioactieve kalium en ongeveer de hele ontwikkelingsgeschiedenis van de aarde kan omspannen; maar ook door vergelijking van de bij de fossielen gevonden fauna en door de studie van het paleomagnetisme ofte omkeringen in de polariteit van het aardmagnetisch veld) is gebleken dat groepen Australopithecus africanus tussen 3,1 en 2,5 miljoen jaar geleden leefden en andere groepen Australopithecus robustus tussen ongeveer 2 en misschien slechts 1 miljoen jaar geleden. De eerste had een herseninhoud van ongeveer 440 cm2; de tweede van ongeveer 530 cm3. De australopithecus boisei moet geleefd hebben tussen iets meer dan 2 miljoen en 1 miljoen jaar geleden. De homo habilis was zijn tijdgenoot en wellicht de voorvader van de homo erectus, terwijl de andere australopitheken op zijn best als een soort primitieve neven van de ‘echte’ mens moeten worden beschouwd. De meest recente soort is ook de meest robuuste en primitiefste: wellicht heeft de australopithecus boisei en robustus zich uit de markt geprijsd door gebrek aan aanpassingsmogelijkheden aan veranderende omstandigheden, ook al moet gezegd dat ze zich meer dan een miljoen jaar hebben gehandhaafd, naast meer vooruitstrevende mensachtigen…

5.3 Oldowan cultuur: werktuigen van de oudste hominiden?

Werktuig van Oldowan-cultuur, uit de Olduvai-kloof in Tanzanië
Bij de fossielen van de australopitheken werden werktuigen gevonden van een cultuur, die men nu aanduidt met de naam Oldowan. Het zijn schrabbers en werktuigen uit stukgeslagen rolstenen gemaakt, vrij lukraak lijkt het. Ze zouden kunnen dienen voor het vervaardigen van steunhout, lanshout of om vlees te snijden en botten te verbrijzelen. Het zou kunnen dat de homo habilis handiger was in het maken van werktuigen en dat de Australopithecus boisei een indringer (of slachtoffer) was van de leefwereld van de homo habilis.
Het was Leakey zelf die met de suggestie voor de dag kwam dat de homo habilis of de vroege hominiden in het algemeen die werktuigen gebruikten om krengen van dieren mee te bewerken. In de jaren 60 klonk dit nogal vreemd want het was een overtuiging dat onze voorouders jagers waren en dat de behendigheid, die voor het jagen nodig was, grotere hersenen en een complexere maatschappij met verdeling van werk en delen van voedsel, vereiste. Jagen kortom had de weg vrijgemaakt voor de rest van de menselijke evolutie. En in elk stenen werktuig dat men vond zocht men een bevestiging voor het feit dat de eerste hominiden van jacht leefden.
Die interpretatie van de vondsten van fossielen en hun werktuigen benadrukte te sterk volgens sommigen de analogie met de huidige gemeenschappen van jagers en primaten. Om ze juister te kunnen interpreteren moet je meer kennen van de andere dieren in het Afrikaanse landschap, die ook afgekloven beenderen achterlieten, en van de veranderingen in het landschap zelf, waarin de vroegste hominiden hebben geleefd, gegeten en voedsel verzameld.
De archeoloog Rob Blumenschine ging daarom in 1983 in de savanna van Serengeti de moderne vleeseters bestuderen, in de hoop zo meer te weten te komen over de wijze en omgeving waarin de eerste hominiden leefden. Hij wou in de Serengeti, die de laatste 2 miljoen jaar fundamenteel onveranderd bleef, de thesis testen als zouden de hominiden van krengen hebben geleefd: was het mogelijk zich met krengen te voeden, waren er genoeg om de risico’s, die ermee gepaard gingen, te lopen, bezorgde het zoeken van krengen de nodige proteïnen in ruil voor de tijd en energie die men eraan besteedde?
Het antwoord op al die vragen lijkt ontegensprekelijk ja te zijn. De vroegste hominiden hebben heel waarschijnlijk naast de planten die een belangrijke plaats in hun dieet innamen, geleefd van het opsporen en eten van krengen. Het bood trouwens voordelen: het opsporen was vrij gemakkelijk, het nam minder tijd in beslag dan jagen, en bovendien minder risicovol. Het argument dat de huidige primaten in gelijkaardige omstandigheden slechts zelden op krengenjacht gaan houdt weinig steek: de vroege hominiden waren in dat opzicht uniek!
Rob Blumenschine kwam tot de bevinding dat de prooien van dieren zoals leeuwen, hyena’s, cheetahs, jakhalzen en gieren steeds volgens hetzelfde patroon verslonden worden. Hominiden die een prooi vonden, waar al andere dieren van gegeten hadden, vonden wellicht enkel nog de beenderen van de poten, vooral de voorpoten. Als ze dus op zoek gingen naar krengen, was het wellicht voornamelijk voor het beendermerg, dat veel vet en calorieën bevat. Bovendien bleken de resten, in boomrijk gebied nabij rivieren, veel langer te blijven liggen dan in grasland, waar de hyena’s vrij spel hebben. Het observeren van het gedrag van luipaarden in dergelijke gebieden bracht de wetenschappers bovendien tot een verdere idee. De luipaarden slepen nl. hun buit in een boom om hem rustig te kunnen verorberen. Dat kreng kan soms tot verschillende dagen in een boom hangen, waar de luipaard dan geregeld naar terugkeert om te eten. De hominide, die de luipaard zal hebben bespied en weet waar prooi te vinden is, kan die prooi tussendoor ook hebben aangesproken, geheel of gedeeltelijk, met meer mogelijkheden om hele stukken vlees van het gedode dier te pakken te krijgen.
Op de plaatsen waar fossielen van de homo habilis werden gevonden, werden ook werktuigen en beenderen van dieren gevonden. Met de microscoop kon men nagaan welke beenderen door dieren waren gekraakt (een groef of gleuf in U-vorm), en welke door werktuigen (een groef of gleuf in V-vorm). Wellicht waren het prooien van dieren, door de hominiden gevonden en bewerkt voor het merg. Meest aanwezig zijn delen van de schedel en van de poten (waaruit het merg komt).
De techniek van het zoeken en eten van prooien (vooral merg) en van het daarbij gebruikte gereedschap kan gepaard zijn gegaan met een ontwikkeling van het brein. Merg als voedsel kan een rol hebben gespeeld in de ontwikkeling van de zuigelingen en zogende moeders in de populatie van de homo habilis.
Tot besluit kunnen we zeggen dat het belangrijk is alle aspekten van vondsten uit te proberen en niet te gemakkelijk naar analogieën met nu te grijpen. En dat we uiteraard nog veel meer niet weten dan weten.
(wordt vervolgd)



5. De Australopithecus

5.1 De eerste vondsten

Op zoek naar de oorsprong van de mens zijn we beland bij wezens, die niet meer de naam ‘homo’ dragen, maar Australopithecus ofte zuidelijke aap. Het gaat daarbij niet om apen, maar om aapmensen, dwz wezens die behoren tot de familie van de Hominidae of mensachtigen, omdat ze ongetwijfeld als voorouders van de mens mogen worden beschouwd.
Hun gezamenlijke kenmerken zijn:

1. een kleine herseninhoud, variërend van 400 tot 500 cm3, voor de A.afarensis en amper iets meer dan 500 cm3 voor de A.robustus en africanus, dus amper iets meer dan de huidige apen; met een achterhoofdsgat, dat al meer naar voor staat dan bij de apen, maar nog niet juist onder de schedel zoals bij de moderne mens

2. relatief kleine hoektanden, tenminste in vergelijking met die van apen

3. rechtoplopend, met heel wat ‘menselijke’ trekken, maar ook nog aapachtige trekken: het rechtop lopen is blijkbaar nog niet helemaal perfect en uit de verdere anatomie van knie, elleboog, handen en voeten blijkt dat die wezens nog van tijd tot tijd de bomen inklommen.
De belangrijkste vindplaatsen zijn Zuid- en Oost-Afrika: Oost-Afrika voor de A. afarensis, Zuid-Afrika voor de A. robustus en africanus. Buiten Afrika zijn er geen gevonden. De periode waarin ze voortkwamen: 6,5 tot 1 miljoen jaar geleden.

Schedel van het kind van Taung De eerste vondst en de naam ‘austrolopithecus’ komt van een jong hoogleraar in anatomie, Raymond Arthur Dart, die in 1924 in de buurt van Taung (Noordelijke Kaapprovincie van Zuid-Afrika) de goed bewaarde schedel vond van een kind met een kleine schedelinhoud (600 cm3) maar met een menselijk gebit en een achterhoofdsopening kenmerkend voor het rechtop lopen. In een tijd gevonden, waarin men er nog van overtuigd was dat de wieg van de mensheid in Azië stond, baarde de vondst van het ‘kind van Taung’ veel ophef en vooral veel ongeloof bij de wetenschappers. Vijfentwintig jaar lang heeft men gediscussieerd over de positie die het kind van Taung, door Dart ‘Australopithecus africanus’ genoemd, diende in te nemen. Aan de discussie kwam een einde, toen Robert Broom, een beroemde paleontoloog, op zijn negenenzestigste besloot zich bezig te houden met de voorouders van de mens en te Sterkfontein en Makapansgat, in 1936 en volgende jaren, verschillende fossielen van de Australopithecus africanus opdolf. In twee andere Transvaalse grotten (Swartkrans en Kromdraai) vond Broom fossielen van een ander soort aapmens, die hij de ‘Australopithecus robustus’ noemde, omdat die sterker gespierd was, maar door de kleine hersenpan, de verkleinde hoektanden en de onderste ledematen welke een bewijs voor rechtopstaande houding vormden dezelfde graad van mensachtigheid vertoonde als de Australopithecus africanus. Deze vondsten overtuigden de wetenschappers ervan dat de vergroting van de herseninhoud niet optrad in het begin van de weg naar de mensheid, maar later.

In de Olduvai-kloof van de Serengeti-vlakte in het noorden van Tanzania vonden het echtpaar Louis en Mary Leakey vooral vanaf 1959 verschillende fossielen van verschillende soorten mensachtige wezens: vooreerst een bijzonder robuuste soort Australopithecus, die kenmerken vertoont die hem verwant maken met de Australopithecus africanus enerzijds en de Australopithecus robustus anderzijds. Daarom suggereerde Leakey er een nieuw en afzonderlijk genus onder de familie Australopitheken van te maken: hij stelde de naam Zinjanthropus voor (waarbij Zinj de antieke naam is voor Oost-Afrika). Bij latere studie van de fossielen bleek het niet gerechtvaardigd er een nieuw genus van te maken, wel een nieuwe soort: de Australopithecus boisei, zo genoemd naar de stichting, door wijlen Charles Boise opgericht, die de Leakey’s financieel steunde.

Schedel van de Homo habilis
Tenslotte vond Leakey in 1960 en daaropvolgende jaren in Koobi Fora (in het noorden van Kenya) de fossielresten van een tijdgenoot van de Australopithecus boisei, met een opmerkelijk veel grotere hersenkas en zonder de opvallende verbreding van de kronen van tanden, die eigen is aan de Australopitheken. Dus duidelijk meer menselijk, hoewel nog helemaal niet gelijkend op de homo erectus. Een voorloper dus, die op voorstel van R.A. Dart de naam kreeg van Homo habilis (handig, geschikt): wellicht een ontwikkeling uit de Australopithecus africanus, toen deze zich zowat 2,5 miljoen jaar geleden splitste in de stamlijn van robustus-boisei en in de stamlijn van Homo.
(wordt vervolgd)



Geloof en wetenschap

Het domein bij uitstek waar vandaag geloof en wetenschap elkaar raken en elkaar heel moeilijk vinden, is het stamcellenonderzoek. De heikele kwestie daarbij is de opvatting van veel mensen in verschillende godsdiensten (niet enkel katholieken of protestanten, maar ook, als dat een godsdienst mag genoemd worden, boeddhisten) dat het menselijk leven begint bij de conceptie, en dat in het stamcellenonderzoek veel bevruchte eicellen worden vernietigd. Anderzijds betogen de voorstanders van dat onderzoek dat het bedoeld is om mensen te helpen en uit hun lijden te verlossen. Een goede stand van zaken vind je in dit artikel.



4. De Homo erectus

We dalen nu nog wat dieper de voor-geschiedenis in, op zoek naar onze oudste voorvaderen, als je tenminste denkt die in de homo erectus gevonden te hebben. Sommige wetenschappers hebben er hun twijfels over dat de homo erectus een directe voorvader van ons is. Maar de homo sapiens moet toch wel ergens vandaan komen. Misschien was hij toch een verbeterde versie van de homo erectus via bv. de archaische homo sapiens of heidelbergensis? We kunnen het helaas niet meer overdoen in een of ander laboratorium.
Het is waar: de wetenschap geeft ons hier geen definitief antwoord op onze vragen. Wat niet wil zeggen dat ze geen antwoorden geeft en dat we dan maar terug moeten naar de bijbel en Adam en Eva, zoals bepaalde “christenen” hier en vooral in de VS ons voorhouden. De zekerheid, die het geloof ons eventueel biedt, is van een geheel andere aard dan de zekerheid van de wetenschap. Ikzelf ben ervan overtuigd, dat we als gelovige mensen de bijbel op een geheel andere manier moeten lezen dan die “christenen” ons aanbevelen. En daarom komt het niet eens in me op zoals zij te kiezen voor het geloof in de letterlijke betekenis van de bijbelverhalen en dus tegen bepaalde wetenschappelijke bevindingen van de laatste eeuwen. Een dergelijke schizofrene keuze leidt in deze moderne wereld m.i. tot heel fundamenteel onchristelijke en onmenselijke houdingen en standpunten.

Schedel van de homo erectus, in Java (Sangiran) gevonden
Alle buiten Afrika gevonden fossielen, ouder dan de Neanderthaler en natuurlijk de homo sapiens, zijn nu ondergebracht in de categorie van homo erectus (de rechtoplopende mens), een mensensoort die tussen 2 miljoen en 200.000 jaar geleden, tijdens het oud-paleolithicum, in Afrika, Azië en Europa heeft geleefd.
Maar dat heeft natuurlijk een hele geschiedenis. Voor de jonge Nederlandse anatomist Eugène Dubois was het duidelijk dat Java de plaats was waar de ontbrekende schakel tussen apen en mensen kon worden gevonden. Hij was daartoe gebracht door het boek van Alfred Russel Wallace, die reeds in 1855 een gemeenschappelijke voorouder voor apen en mensen had voorspeld in zijn tekst: “On the Habits of the Orang-Utan of Borneo” (Over de gewoontes van de Orang-Oetang van Borneo). En natuurlijk ook door de vondsten van de eerste Neanderthalers. Dubois liet zich inlijven als legerarts en vertrok in 1887 naar Nederlands Oost-Indië. Eerst vond hij enkele schedels van homo sapiens, later, in 1891 vond hij in de buurt van Trinil, aan de Solorivier, de maalkies en iets later de schedelkap van wat volgens hem de gezochte schakel was. Hij noemde het wezen, waartoe ze behoorden, eerst Anthropopithecus erectus, beter bekend nu onder de naam, gegeven door de Duitse bioloog Ernst Haeckel: Pithecanthropus erectus (of: rechtop lopende aapmens), of nog: de Java-mens.

Dubois botste natuurlijk op heel wat ongeloof en werd zelfs door sommigen van kwade trouw beschuldigd. Dat kwetste hem diep en bracht hem ertoe zijn fossielen onder de vloer van zijn huis te verbergen en aan niemand meer te tonen.

Maar de vondst van Dubois werd bevestigd door andere: die van de fameuze Peking-mens, die in de jaren twintig van deze eeuw werd gevonden in een grot bij Peking: Chouk-Kou-Tien. En de Duitser von Koenigswald, die in 1936 van Dubois de toelating kreeg zijn Java-mens te bestuderen (die intussen naar een museum in Leyden was verhuisd), zal het jaar daarop in Java (Sangiran) de eerste bijna volledige schedel van de Homo erectus, zoals hij nu wordt genoemd, ontdekken. De ouderdom van deze fossielen wordt geschat op 1 miljoen jaar.

De  'Turkana Boy' van Leakey en Walker
Wie was die homo erectus? Een bijna volledig teruggevonden skelet van een 12-jarige jongen (1984, bij het Turkanameer in Kenya, door Richard Leakey en Alan Walker) laat duidelijk zien dat de homo erectus de eerste echt grote hominide is: hij moet zowat 160 tot 165 cm. groot zijn geweest, met een zuiver menselijke struktuur van de dijbeenderen (waardoor hij zeer geschikt was om in de savanna’s van Afrika en elders over lange afstanden te lopen). De schedelinhoud schommelt tussen 750 en 1225 cm3, dus minder dan de opvolgers, maar beduidend meer dan zijn voorganger, de homo habilis, waarover later. De schedeldoos is lang, het voorhoofd wijkt naar achteren en de wenkbrauwbogen zijn sterk ontwikkeld. De neusbeenderen zijn breed en plat, de onderkaak steekt vooruit (prognaat) en heeft geen kinuitsteeksel. Doorgaans gaat men ervan uit dat de homo erectus niet kon spreken, zijn doden niet begroef en geen kunst kende.
Traditioneel dacht men dat de homo erectus zo’n miljoen jaar geleden uit Afrika over de hele wereld is uitgezwermd. Maar een vondst in Georgië (Oost-Europa) – een kaak – maakt een vroegere datum van 1,6 miljoen jaar mogelijk.
De homo erectus gebruikte ook vuur. Of hij dat één miljoen jaar geleden al deed, is niet honderd procent zeker; maar de Peking-man, die ongeveer 500.000 jaar oud is, gebruikte zo goed als zeker vuur. Of hij zelf vuur kon maken, ofwel natuurlijk vuur gebruikte weten we niet. Hoe dan ook, het gebruik van vuur betekent een hele stap voorwaarts: het vergrootte het aantal bruikbare uren van een dag, het vergrootte eveneens de voedingsmogelijkheden, het hield wilde dieren op afstand, en vooral, het versterkte de sociale kontakten.

Vuistbijl van de homo erectus
De werktuigen, die de homo erectus gebruikte, worden Acheuleen-werktuigen genoemd, naar het Franse plaatsje St. Acheul. Het gaat om handbijlen en ovale, van twee vlakken voorziene punten, die men langs beide zijden bewerkte. Stenen werktuigen, die duidelijk met slachten te maken hadden. Werktuigen, die duidelijk met jagen te maken hebben werden tot nu toe niet gevonden op plaatsen van de homo erectus. Als hij inderdaad een vleeseter was, dan was het dus wellicht meer door krengen te zoeken dan door levende dieren te jagen. Overal, waar fossielen van homo erectus worden gevonden, vind men de typische vuurstenen werktuigen, en in één miljoen jaar zijn die weinig of niet veranderd. Deze intrigerende vaststelling maakt het niet gemakkelijk bij de huidige stand van zaken in de homo erectus de direkte voorganger te zien van de homo sapiens…
Wellicht zijn verschillende bevolkingen van homo erectus geëvolueerd om aanleiding te geven tot meer moderne bevolkingen zoals de homo neanderthalensis of de archaische homo sapiens.
(wordt vervolgd)