Waarden voor de toekomst (1)
Inleiding
In mijn studentenjaren – heel lang geleden dus, in de jaren vijftig van vorige eeuw – waren Sartre en Camus de rijzende sterren aan de filosofiehemel. Hun visie op de mens stond op dat moment diametraal tegenover onze door een doorgedreven katholieke opvoeding ingeprente opvatting van de mens als door God geschapen en geroepen om Hem te dienen hier op aarde.
Zij zagen de mens als een wezen, geworpen in deze gewelddadige en zinloze wereld, overgeleverd aan de grillen van het lot en zelf verantwoordelijk voor eventuele zingeving. En de hel, dat waren de anderen. Een eerder onprettige idee, die wellicht het resultaat was van de twee verscheurende wereldoorlogen in het ‘christelijk’ Europa, met de vreselijke loopgravenoorlog en met de hel van Ausschwitz, om van de rest maar te zwijgen.
Het was gelukkig niet onze idee: wij waren de gelukkige bezitters van de waarheid over de mens, en wie het daar niet mee eens was beschouwden we als “ongelovig”, dus verkeerd, pervers. Als ik de wanhoop lees waarmee bv. Stephan Zweig zijn generatie beschrijft en zijn leven eindigde (in 1942)*, ben ik telkens weer verbaasd over onze naïviteit en ons ongekunstelde visie op leven en mens in onze door de katholieke kerk nog verbazend sterk gedomineerde en gesloten wereld van die jaren vijftig.
Sindsdien is er dan toch heel wat veranderd in de wereld, in onze wereld. De vanzelfsprekendheid van onze opvattingen verdween, in dezelfde mate waarin het impact van het kerkelijk denken verminderde. Het maatschappelijk bestel werd pluralistisch, de wetenschappelijke opvattingen over de mens wonnen terrein, de twijfel groeide en de moderne mens werd meer en meer geconfronteerd met zijn eigen verantwoordelijkheid. De existentialisten kregen maw wat meer gelijk: we zijn zelf verantwoordelijk voor ons leven, in een wereld die meer dan ooit bedreigend en bedreigd overkomt.
Nu ga ik er dus van uit dat het leven inderdaad geen zin heeft, tenzij wij het een zin geven. Niet dat ik iets heb tegen mensen, die de zin voor het leven buiten deze zichtbare wereld zoeken, in een geloof in een god of goden; als zij daardoor een zinvoller leven kunnen leiden, des te beter. Maar daar ga ik zelf niet (meer) van uit. Blijft natuurlijk het zoeken naar een zo zinvol mogelijk beleven van het bestaan, en de vraag in welke mate de religie (een begrip dat voor mij iets breders is dan het begrip godsdienst) ons daarbij nog kan helpen.
*Stefan Zweig: De wereld van gisteren. Herinneringen van een Europeaan. Arbeiderspers, Amsterdam, 2009