Het is vooral op het vlak van beslissingsprocedures dat er nieuwe stappen werden gezet: zo was er de vereenvoudiging van de stemprocedure in de Raad van Ministers. Reeds in het Verdrag van Nice was een poging ondernomen om dit in het licht van de naderende uitbreiding te vereenvoudigen maar niemand was echter tevreden met dat compromis.
Voor de Raad van Ministers voorzag de grondwet veel meer gevallen van stemming met gekwalificeerde meerderheid in plaats van per consensus (vijfenveertig nieuwe gevallen, o.m. inzake buitenlands beleid) waardoor het onderscheid tussen de drie pijlers van Maastricht verminderde. Bovendien had men nu telkens een dubbele meerderheid nodig: de stemmen moesten ten minste 55% van de lidstaten vertegenwoordigen én 65% van de totale bevolking van de Unie. Om te vermijden dat de lidstaten met de meeste inwoners een besluit kunnen blokkeren, moet de blokkerende minderheid ten minste vier lidstaten omvatten. Als dit niet het geval is, zal de gekwalificeerde meerderheid worden geacht te zijn bereikt, zelfs indien niet aan het criterium inzake bevolking is voldaan.
Kenners waren het er in het algemeen over eens dat deze manier van werken tot gemakkelijkere besluitvorming zou leiden terwijl er toch een evenwicht was tussen de belangen van grote en kleine landen. Grote landen vonden immers dat het ondemocratisch was hun bevolking blijvend onder te vertegenwoordigen; de kleine landen argumenteerden dan weer dat internationale democratie ook veronderstelt dat zij niet verworden tot de speelbal van de groten.
Naast dit alles werd ook de rol van het Europees parlement vergroot en kwamen er meer terreinen waarop het zijn macht kon laten gelden. Andere nieuwigheden betroffen het beperken van het aantal commissieleden, openbaarheid van sommige vergaderingen van de Raad, veranderingen in het systeem van voorzitterschap van de Raad, de omvorming van de Hoge Vertegenwoordiger tot een Minister van Buitenlandse Zaken, én een petitierecht voor de burgers.
Het ontbreekt ons aan de tijd om dit allemaal uit de doeken te doen maar kort gezegd kunnen we stellen dat de impact van de vernieuwingen in de grondwet relatief beperkt was. Er was bv. nauwelijks of geen sprake van nieuwe bevoegdheden die naar het Europese niveau werden overgedragen, ook al werd dat in het debat dikwijls beweerd. Alles bij elkaar had bv. het Verdrag van Maastricht veel meer impact op het dagelijkse leven van de burgers en op het reilen en zeilen van de Unie. Kortom sommigen waren van mening dat, had men het etiket grondwet niet op de tekst geplakt, er in Frankrijk zelfs geen noodzaak zou zijn geweest voor een referendum.