Irak, altijd maar

Uit het dagelijkse nieuws verneem je nog altijd genoeg hoe rampzalig het er in Irak aan toegaat. De gevreesde burgeroorlog is er volop bezig, dat hoor je elke dag. Waar dat zal eindigen, dat weet Joost. En misschien krijg jij er eveneens een betere kijk op door de bedenkingen van Billmon.



GESCHIEDENIS VAN DE ISLAM: Deel II (17)

Het kalifaat van Damascus (3)

De tweede groep, die in verzet kwam tegen de kaliefen van Damascus, bestond uit diegenen die de aanspraken van de familie van de profeet op de heerschappij steunden. Dat kwam er op neer dat zij van oordeel waren dat ‘Ali en een lijn van zijn afstammelingen de legitieme hoofden van de gemeenschap, of imams, waren. Deze aanhangers van ‘Ali (de sji’at ‘Ali of sji’ieten) zullen Perzië (Iran) als hun stamland gaan beschouwen, vooral sinds de zoon van ‘Ali, Hoesayn, huwde met de dochter van de laatste Sassanidische koning. Ze geloofden dat een van die afstammelingen van ‘Ali eens zou opstaan om de heerschappij der rechtvaardigheid in te stellen. Deze verwachting van de komst van een Mahdi, ‘hij die geleid wordt’, (een soort messianisme, om met een joods-christelijke term te spreken) ontstond al vroeg in de geschiedenis van de Islam. Hoesayn zal in een gevecht bij Kerbala in Irak worden gedood en zijn dood zal de aanhangers van ‘Ali de kracht van het in de herinnering levende martelaarschap schenken.
Het sji’isme kan men dus met een zekere mate van vereenvoudiging zien als de islam van de overwonnenen, met al de frustraties, de wrok en de sociale eisen van bepaalde groepen als kenmerk.

Vanaf die tijd zal het sji’isme uiteenvallen in verschillende sekten, waarvan er één bv. de Abassiden zal steunen in hun strijd tegen de Oemayyaden. Maar ze zullen er niet voor beloond worden en ook later, onder de Abassiden, zullen de sji’ieten blijven vervolgd worden door de orthodoxe (soennitische) moslims.

Onder die Abassiden geraakte het sji’isme verdeeld in verschillende bewegingen, gaande van gematigd tot extreem. De zaydieten bv., die de vijfde imam niet aanvaardden maar wel diens broer Zayd, en in het gebied aan de Kaspische zee een imamaat zullen stichten. De isma’ilieten, die Isma’iel als zevende imam beschouwden, ook al stierf hij vóór zijn vader, de zesde imam, en bleven wachten op zijn terugkeer. De Fatimiden tenslotte, de dynastie die terugging op iemand die beweerde af te stammen van ‘Ali en Fatima, zijn latere erfgenamen van de politiek en religieuze leer van de isma’ilieten. Via die Fatimiden zijn de druzen van Syrië en Libanon ook een afsplitsing van die isma



Christendom

Gaat het christendom dood? Dat vroeg de Franse historicus Jean Delumeau zich in 1977 al af. En wees gerust: de man is een eerder traditioneel katholiek.
Een moeilijke vraag, want ‘het’ christendom bestaat blijkbaar niet. Als je de geschiedenis van het christendom op deze weblog al hebt bekeken, dan weet je dat er in de loop van de geschiedenis ontelbare vormen van christendom zijn ontstaan. En bijna elk van die vormen (Küng noemt ze paradigma’s) kent tot vandaag de dag adepten, die nog steeds ‘hun’ christendom belijden. Om te weten wat de boodschap van de stichter, Jezus van Nazareth, inhoudt lijkt het aangewezen terug te gaan naar de eerste vormen: het joods-christelijk en het joods-hellenistisch paradigma, uit de eerste eeuwen van onze jaartelling. Toch blijkt zelfs dan reeds de geschiedenis van ‘het’ christendom heel complex en gevarieerd te zijn. Hiervoor verwijs ik naar het heel interessante artikel van Chris Delwaide. Op basis van ontelbare recente wetenschappelijke studies brengt Chris het verhaal van een verdeeld christendom, dat in de eerste drie eeuwen nogal grondig van gedaante is veranderd, ja zelfs voor een stuk de boodschap van Jezus heeft verdraaid en verraden.
Gaat het christendom dood? Ik geloof het niet. Daarvoor hebben teveel mensen nood aan een antidotum voor de zekerheid van hun eigen dood. En wie een beetje rondkijkt, ziet dat overal in de wereld oude en nieuwe vormen van christen-zijn, sommige hoopvol, andere schrikbarend, de kop opsteken. Daarom juist is de zogenaamde hernieuwde interesse voor het christendom m.i.nog geen goede zaak. Al blijft die wellicht een wensdroom van op macht beluste heren.



GESCHIEDENIS VAN DE ISLAM: Deel II (16)

Het kalifaat van Damascus (2)

De bekoringen van een beschaving, die ver boven de hunne stond, zijn bovendien te groot geweest. De kaliefen van de Oemayyadische dynastie worden vlug corrupte despoten, gevangen in de luxe en decadentie van een rijk en gemakkelijk leven (met harems, eunuchen en slaven).

De Arabische geschiedschrijver Ibn Chaldoen (1332-1406) zegt in zijn geschiedenis van de opkomst en het verval van de dynastieën: “Het aantal leden van een dynastie beperkt zich gewoonlijk tot drie: hij die ze sticht, hij die ze bewaart en hij die ze vernietigt. De dynastie bereikt zijn hoogtepunt met de tweede; met de derde begint het verval”.

De dynastie van Moe’awiya is daarom vanaf de eerste kaliefen geconfronteerd geweest met religieuze en politieke oppositie. Reeds vroeg kwamen twee religieuze bewegingen ertegen in verzet:
De eerste werden ‘charidji’s genoemd. De vroegste ervan hadden ‘Ali de rug toegekeerd toen hij een compromis met zijn tegenstander wou sluiten: volgens hen was dit de wil van God onderwerpen aan menselijk oordeel. De ibaditen zijn later een zijtak van de charidji’s en zullen op een zeker ogenblik in de Maghreb een machtig rijk stichten. Ze waren van oordeel dat het ambt van hoofd van de geloofsgemeenschap, of imam, bekleed diende te worden door de persoon, die deze functie het meest waardig was en die, als hij zich het ambt onwaardig betoonde, afgezet diende te worden. Ze waren zeer streng en ascetisch. Vandaag de dag nog belijden kleine groepen (ongeveer één honderdste van de huidige moslims) dat soort islam.



Fundamentalisme in de VS

Als je je zorgen wilt maken over wie nu eigenlijk in de VS aan de macht is, lees dan dit artikel. Hopelijk komt daar op 7 november een eerste verandering in, wanneer de republikeinen hun meerderheid verliezen in het congres. Tenzij natuurlijk God weer tussenkomt…



GESCHIEDENIS VAN DE ISLAM: Deel II (15)

Het kalifaat van Damascus (661-750)

Moe’awiya maakte vanuit Syrië, op dat moment centrum van het nog maar recent veroverde rijk, aanspraken op het kalifaat, de opvolging van de Profeet. Met zijn overwinning op ‘Ali begint een nieuwe fase in de geschiedenis van de Islam.

De islam kende geen scheiding van kerk en staat. Mohammed had de beide functies van supreme leider van de geloofsgemeenschap en staatshoofd in zijn persoon verenigd. Daarom had de kalief of opvolger van de Profeet een absolute macht, die zijns gelijke niet kende in heel het rijk.
De geloofsgemeenschap kende geen hiërarchie. In theorie althans kon iedereen de kalief ter verantwoording roepen, wanneer men van oordeel was dat zijn daden niet strookten met de sjarie’a. Dat had voor gevolg dat de interne rebellie tegen het gezag van de kalief steeds achter de hoek op de loer lag. Eigenlijk verdroeg (en verdraagt) die gemeenschap, die volgens de wetten van de koran is ingericht, moeilijk een staatsgezag. Vandaar de voortdurende instabiliteit van de macht in die islamitische rijken.
Met zijn “staatsgreep” wou Moe’ayiwa, die het kalifaat als eerste erfelijk maakte (binnen de dynastie van de Oemayyaden), in de toekomst interne stammentwisten en opvolgingsruzies voorkomen. Dat kon daarom niet anders dan tegenstand oproepen.
Daarbij kwam nog dat de Oemayyaden tekort zijn geschoten in het integreren van de oorspronkelijke bevolking in het rijk. Ze hadden zoals te verwachten is hun handen vol met het organiseren en besturen van een heel vlug veroverd groot rijk. Ze deden daarvoor beroep op de bestaande kaders die zich misschien niet altijd uit overtuiging, maar dikwijls uit berekening hadden bekeerd tot de islam. De veroveraars echter hebben hen te weinig laten delen in de voordelen van de macht, jaloers als ze waren om die voor zich alleen te houden.



GESCHIEDENIS VAN DE ISLAM: Deel II (14)

Soennieten en Sji’ieten

De periode van de eerste vier kaliefen, de Rasjidoen of ‘rechtvaardig geleiden’ is vrij kort geweest. Een tijd van eerste spanningen en geschillen tussen personen en facties binnen de vroeg-islamitische gemeenschap. Geschillen tussen de nieuwe rijken van de elite en de armen, tussen de metgezellen van de profeet, trouwe volgelingen van het eerste uur, en latere bekeerlingen, tussen hen die aanspraak maakten op nauwe banden met de profeet en de leden van de ‘adel’, dwz mensen die konden bogen op de adeldom van een oud en aanzienlijk voorgeslacht.
De eerste kalief, Aboe Bakr, schoonvader van Mohammed, kreeg te maken met een algemene opstand van de Arabische stammen, maar hij kon door middel van een korte en bloedige repressie de vrede terugbrengen in het Arabisch schiereiland. Hij regeerde slechts twee jaar en de feitelijke macht was in handen van ‘Oemar, die zijn opvolger werd.
‘Oemar, de eigenlijke stichter van het Arabisch Rijk en onbetwiste leider, werd na tien jaar vermoord door een christelijke perzische slaaf. Onmiddellijk staken de spanningen weer de kop op en de leden van de Qoeraysj-stam, die Mohammed nooit in hun hart hadden gedragen, kozen ‘Oethmaan tot kalief. Het werd nog erger onder ‘Ali, die ‘Oetmann opvolgde toen deze tijdens een opstand was vermoord (uit wrok tegen die overheersing van de mannen uit Mekka). ‘Ali vertegenwoordigde, als schoonzoon van de profeet, de primitieve tendens van de islam, de meer sociale ook; volgens zijn tegenstanders beantwoordde hij niet aan de eisen, die een intussen opgebouwd imperium en de sociale orde daarbinnen aan een kalief stelde. Moe’awiya, goeverneur van Syrië en nauwe verwant van de vorige kalief ‘Oethmaan, nam de strijd tegen hem op. Uiteindelijk zal ‘Ali het onderspit delven en ook vermoord worden.

Dit verhaal is de oorsprong van de tegenstelling tussen soennieten en sji



Steden en Pollutie

Een niet-goevernementele organisatie in de VS gaf een lijst uit van de tien meest vervuilde steden ter wereld. Drie ervan liggen in Rusland, nog twee erbij in de vroegere Sovjet-Unie, de overige vijf in de Zuiderse landen. Wij in Europa komen er nog goed uit. Dus niet getreurd: we kunnen rustig voortdoen, zoals we bezig zijn. Wat een opluchting!



GESCHIEDENIS VAN DE ISLAM : Deel II (13)

De militaire verovering

In de jaren na de dood van de profeet is Oemar, die naderhand de tweede opvolger ofte kalief zou worden, de man die de militaire verovering heeft georganiseerd en geleid. Mohammed zelf heeft waarschijnlijk nooit echte mundiale ambities gehad. Ook al is de islam zoals het christendom een ‘absolute’ godsdienst, dwz met een boodschap die in principe bestemd voor elke mens, toch heeft Mohammed allicht enkel zijn eigen Arabisch volk voor ogen gehad bij de beoefening van zijn profetendom.

In de laatste jaren van het leven van Mohammed had keizer Heraclius van Byzantium oorlog gevoerd tegen het Perzië van de Sassaniden. Deze oorlog eindigde met de overwinning van Byzantium in 629. Maar hij had ook de beide rijken uitgeput en ze tot een gemakkelijke prooi gemaakt van de Arabieren.
Bovendien was het christendom in het Byzantijnse Rijk sterk verdeeld in verschillende schismatische bewegingen: in Syrië en Egypte bv. uitte het verzet tegen het centralisme van Byzantium zich in de ‘ketterij’ van het monofysisme (Christus slechts één natuur: de goddelijke). Dat verzet kan ook zijn wortels hebben gehad in het feit dat de bevolkingen van die provincies (overwegend Semitisch) het beu waren overheerst te worden door de vreemdelingen, die Indo-europeanen waren.
De christelijke bevolking vond het blijkbaar gemakkelijker te leven onder een heerser die onpartijdig stond tegenover de verschillende christelijke groeperingen, temeer dat het nieuwe geloof van hun overheerser hen niet helemaal vreemd zal zijn geweest.



GESCHIEDENIS VAN DE ISLAM: Deel II (12)

De opvolging van Mohammed: de verovering van een rijk.

De ‘Jihad’

In het jaar 2 van de Islamitische jaartelling hebben de volgelingen van Mohammed een eerste overwinning behaald in een strijd tegen een troepenmacht uit Mekka, niettegenstaande ze veruit de minste in getal waren. Het enthousiasme van de moslims, aangevoerd door hun profeet, zaaide paniek in de rangen van de tegenstander. In hun eigen ogen was de overwinning een teken dat God zelf hun profeet legitimeerde.

Uit het boek van Watt W. Montgomery: “Voorbij Poitiers. Arabische invloeden op middeleeuws Europa”:

“Nadat Mohammed in 622 naar Medina was gegaan, begon een aantal van zijn volgelingen, in het bijzonder diegenen die samen met hem uit Mekka waren geëmigreerd, deel te nemen aan wat feitelijk razzia’s waren. Het was misschien om anderen aan te sporen om aan deze razzia’s mee te doen, dat in de koran wordt gesproken van ‘strijden op de weg van God’ en ‘zich inzetten op de weg van God’. Het Arabische woord voor ‘zich inzetten’ of ‘moeite doen om een bepaald doel te verwezenlijken’ is djihâd (‘jihad’ in het Nederlands). Deze term kan slaan op morele en spirituele inspanning, maar wordt vooral geassocieerd met het bestrijden van ongelovigen en wordt dan wel vertaald met ‘heilige oorlog’. Hoewel deze vertaling niet onjuist is, zal ik in dit boek het woord ‘jihad’ gebruiken, aangezien er verschillen zijn tussen het islamitische begrip jihad en het christelijke begrip kruistocht. …/… Een nomadische stam ondernam nooit een razzia tegen een groep waarmee een bondgenootschap was gesloten. In verschillende opzichten functioneerden de moslims in Medina als een stam of een stammenfederatie. Naarmate de macht en het gezag van Mohammed groeide, wilden steeds meer stammen en kleinere groeperingen een alliantie met hem sluiten. Mohammed eiste dan van hen, dat ze de islam zouden aannemen en hem als profeet zouden erkennen. Op deze manier had hij bij zijn dood in 632 een enorme confederatie van stammen en stamsegmenten opgebouwd, die zich over een groot deel van het Arabisch schiereiland uitstrekte.
In de beginjaren was de jihad gericht geweest tegen heidense buurstammen, die niet met de moslims waren verbonden, maar in de loop van de tijd begreep het merendeel dat moslimse aanvallen het gemakkelijkst konden worden voorkomen door zelf tot de islam over te gaan en vervolgens tot de confederatie toe te treden. Aangezien leden van de confederatie geen strooptochten tegen elkaar konden ondernemen, moest de energie van de nomadische stammen, die tevoren een uitlaatklep had gevonden in de razzia, steeds weer een nieuw doelwit vinden en dat betekende dat steeds verder weg ten strijde getrokken moest worden. De praktijk van de jihad leidde dus, zolang de moslims overwinningen behaalden, tot een voortdurende groei van de moslimse confederatie en van het moslimse grondgebied.
Dit betekent niet dat de islamitische godsdienst met het zwaard werd verbreid. In Arabië werden heidense stammen die afgoden vereerden en die doelwit van de jihad waren geworden, inderdaad gedwongen te kiezen tussen de islam en het zwaard, maar joden, christenen, volgelingen van Zarathoestra en anderen die als monotheïsten werden beschouwd, werden anders behandeld. Hun religies werden als zusterreligies van de islam gezien, doch de toenmalige aanhangers ervan zouden, naar werd beweerd, van de oorspronkelijke zuiverheid zijn afgeweken. Ze waren desondanks nog steeds monotheïsten en konden door de moslims als een inferieur soort bondgenoten worden geaccepteerd. In de eerste landen buiten het Arabische schiereiland waar de moslims binnendrongen, werden de meeste bewoners als monotheïsten beschouwd. Het doel van de jihad was daar niet de bewoners te bekeren, maar hen met de status van beschermde bevolkingsgroep aan het moslimse gezag te onderwerpen…” ( p. 14-15-16. )



Dawkins en geloof (2)

Een tijdje geleden (op 11 oktober) verwees ik onder de categorie “Wetenschap en geloof” naar een bespreking van het nieuwste boek van Richard Dawkins: “The God delusion”. Ditmaal een ander geluid: Terry Eagleton, professor Engelse literatuur aan de universiteit van Manchester, stelt dat Dawkins geen benul heeft van wat religie eigenlijk is, maar wat wild om zich heen trapt, en op zijn zachtst gezegd het kind met het badwater weggooit. De toon van Eagleton is nu en dan scherp, vernietigend zelfs voor de wetenschapper die Dawkins is. Ik ben geneigd dat toe te schrijven aan het gebrek aan respect, dat Dawkins in zijn aanval op alles wat van dicht of van ver naar religie ruikt blijkbaar aan de dag legt voor collega’s wetenschappers, die het niet met hem eens zijn. Als relatieve buitenstaander vind ik dat een beetje vreemd, maar kom: wetenschappers zijn ook mensen.
In elk geval, volgens mij heeft Eagleton overschot van gelijk, wanneer hij Dawkins verwijt religie te herleiden tot fundamentalisme. En zijn bedenkingen over de kern van religie zijn behartenswaardig. Alleen, wie heeft er schuld aan dat Dawkins een dergelijk gebrekkig inzicht heeft in religie en zijn betekenis voor de mens? Niet enkel de fundamentalisten, zou ik zeggen, maar ook de christelijke kerken (om van de Joden en Moslims maar te zwijgen) die de religie hebben gereduceerd tot een stel dogma’s en ‘onfeilbare’ waarheden. En die dus het onderscheid tussen echte religie en onechte praktijken en overtuigingen op zijn minst verduisterd hebben. Gelukkig hebben in de loop van de geschiedenis tot de dag van vandaag heel wat mensen dit begrepen en zich niet laten afleiden van wat ook volgens Eagleton de kern van religie is : de onbaatzuchtige liefde voor de naaste (waar trouwens de liefde voor zichzelf een noodzakelijke voorwaarde voor is).



GESCHIEDENIS VAN DE ISLAM: Deel II (11)

De Koran (2)

Toch is de Koran geen boek, dat uit de hemel is gevallen. Het werd in het hart van Mohammed gelegd, door hem verkondigd, en daarna pas opgeschreven. Het zal niemand verbazen dat er echo