Archive for the 'ALGEMENE GESCHIEDENIS' Category

ALGEMENE GESCHIEDENIS 4. De Middeleeuwen (IV, 7)

Het verloop van de oorlog van 1341 tot 1420

De Engelsen behalen eerst een paar eclatante overwinningen, mede dank zij nieuwe aanvalstechnieken: de ridders moeten er weer eens aan geloven. Met de zwarte pest als intermezzo (1341-1351) richt het oorlogsgeweld in Frankrijk grote vernielingen aan. In 1358, zestien jaar na het uitbreken van de oorlog, nemen de Engelsen de Franse koning gevangen mee naar Engeland.

Gevolg: verwarring, onzeker bestuur en opstanden in het Franse land. De staten-generaal zal van regent Karel eisen dat hij de schuldigen voor de nederlagen, de koninklijke raadslieden, straft. Onder leiding van de burger Etienne Marcel breekt in de stad Parijs een revolutionaire algemene staking uit, de eerste van een hele reeks revoluties die Frankrijk sindsdien zou kennen. Tenslotte breekt ook op het platteland een gewelddadige boerenopstand uit, ten gevolge van de erbarmelijke situatie van de boerenbevolking op het platteland. Deze opstand werd



ALGEMENE GESCHIEDENIS 4. De Middeleeuwen (IV, 6)

3. De honderdjarige oorlog: 1340-1453

Omdat dit conflict de hele late middeleeuwen heeft beheerst, gaan we hier wat dieper op in. Het heeft uiteraard Engeland en Frankrijk tot in hun diepste geledingen geschokt, maar had ook zijn gevolgen voor de rest van Europa, inclusief ons eigen gebied Vlaanderen.

De verre aanleiding

De verre aanleiding voor het conflict lag zelfs in Vlaanderen. De graaf van Vlaanderen was sinds oudsher vazal van de koning van Frankrijk. Maar de steden in Vlaanderen, die welvarend waren geworden door de lakennijverheid (Brugge en Gent) kochten hun basisproduct, wol, in Engeland. Toen sociale spanningen ontstonden tussen de handwerklieden en neringdoenden in de steden, de wevers, spinners enz. enerzijds en de rijke kooplieden anderzijds, zochten de eersten (



ALGEMENE GESCHIEDENIS 4. De Middeleeuwen (IV, 5)

In de 14e eeuw is de tijd van de eens zo machtige Duitse keizers voorgoed voorbij. De verdeling en versnippering van het heilige Roomse Rijk in verschillende territoriale vorstendommen gaat verder. De koningen of keizers worden nu verkozen door de keurvorsten, dwz vanaf 1356, op basis van de gouden bul van keizer Karel IV, door zeven keurvorsten, drie geestelijke (Mainz, Trier en Keulen) en vier wereldlijke (de paltsgraaf van de Rijn, de hertog van Saksen, de markgraaf van Brandenburg en de koning van Bohemen). Die vorsten kregen zo een vrijwel onbeperkte macht; de doodstrijd van het rijk zal duren tot in 1806. Op het einde van de 15e eeuw hadden zo



ALGEMENE GESCHIEDENIS 4. De Middeleeuwen (IV, 4)

2. Wat is er in die



ALGEMENE GESCHIEDENIS 4. De Middeleeuwen (IV, 3)

1. De late middeleeuwen: crisis van de christenheid.

De christenheid heeft vaste vorm gekregen. De typisch middeleeuwse expansie is voorbij. Wanneer een nieuwe expansie van het christendom einde 15e eeuw weer op gang komt is het karakter ervan ingrijpend gewijzigd. De invallen van vreemde volkeren zijn met die van de Mongolen in de 13e eeuw in Polen en Hongarije voorgoed afgelopen.

Rond 1300 vertonen zich de eerste crisisverschijnselen: hongersnood (in 1315-1317: de grootste ooit in het Westen); afname van de bevolking; vermindering van de landbouwactiviteit en dus ook van de inkomsten; groeiende onverdraagzaamheid, inquisitie, heksenvervolging; volksoproer in de steden; groeiende invloed van de geldeconomie: de Italiaanse bankiers, eerste grote gelddevaluaties in het Frankrijk van Philips de Schone.
In de 14e eeuw zal na 1348 de tweede grote pestepidemie (na die van de 6e eeuw) de reeds door hongersnoden geteisterde en verzwakte bevolking decimeren, en de crisis tot een catastrofe doen uitgroeien.
De feodale klasse greep in deze crisistijd naar het middel bij uitstek om haar positie te vrijwaren: de oorlog. Hét voorbeeld: de honderdjarige oorlog, door de Franse en Engelse adel gezien als oplossing voor hun problemen. Maar door de crisis wordt ook de centralisatie van de staat bevorderd en kent de nieuwe klasse van de burgerij een stijging van het levenspeil. Dit is een voorbereiding op een nieuwe tijd, die wij Renaissance noemen.



ALGEMENE GESCHIEDENIS 4. De Middeleeuwen (IV, 2)

In Duitsland en Italië (het heilige Roomse Rijk): met de dood van Frederik II en de ondergang kort daarna van de dynastie der Hohenstaufen, en dank zij Karel van Anjou, broer van Lodewijk IX van Frankrijk, die van de paus Sicilië had gekregen, verdwijnt in feite de ambitie voor één Heilig Roomse Rijk. Van 1254 tot 1272 is er geen keizer. Met Rudolf I van Habsburg (1273-1291), de eerste keizer na het interregnum (de onderbreking) komt de dynastie van de Habsburgers op de voorgrond. De Habsburgers, die in Oostenrijk zullen regeren tot in 1918, hebben in feite de idee van één Rijk opgegeven en al hun ambities geconcentreerd op het oosten van Duitsland, Oostenrijk, en later op Karinthië en Bohemen (met Praag). Alle aandacht gaat voortaan naar het vergroten van het familiebezit (de



ALGEMENE GESCHIEDENIS 4. De Middeleeuwen (IV, 1)

De late Middeleeuwen (14e en 15e eeuw)

Inleiding: Europa in het jaar 1300, stand van zaken

In Frankrijk is Philips IV, de Schone, koning: op meedogenloze wijze legt hij kerk, adel en steden zijn macht op. Een sterk gecentraliseerd bestuur, dat echter veel geld kost. Vandaar het probleem waar Philips mee worstelde: hoe aan geld geraken? Vooral met dat doel voor ogen vormde hij een centraal vertegenwoordigend lichaam, de Staten-Generaal (les Etats-Généraux). Dit was een grotere groep adviseurs, die bestond uit vertegenwoordigers van de drie



ALGEMENE GESCHIEDENIS 4. De Middeleeuwen (III, 13)

5. De Mongolen

De Mongolen of Tataren hebben onrechtstreeks hun steentje bijgedragen tot de ondergang van het Byzantijnse rijk. Twee mongolenrijken hebben gebloeid:

  • in de 13e eeuw dat van Dzjengis-Khan, dat zich uitstrekte van Noord-China tot aan de Zwarte Zee, maar onbestuurbaar bleek. Onder de zonen van Djengiz-Khan kwam de Mongoolse bedreiging tot Polen en Hongarije, waar de Mongolen de ridderlegers versloegen (in 1241), maar zich gelukkig terugtrokken omwille van de dood van de Groot-Khan in Mongolië. Dat is de redding geweest van Europa. Ze veroverden daarna nog Perzië en Syrië, maar moesten het onderspit delven tegen de Egyptische Mamelukken, huursoldaten-slaven uit het gebied van de Zwarte Zee die in Egypte een militair bewind hadden gevestigd.
    De vijandschap tussen Mongolen en Moslims verleidde de paus tot de idee van een bondgenootschap met de Mongolen tegen de Moslims. In de 13e en 14e eeuw zijn heel wat westerse gezanten voor de paus naar Mongolië en China getrokken om diplomatieke relaties aan te knopen. Willem van Rubroek, een Vlaamse monnik uit Ruusbroeck in Frans-Vlaanderen , was één van hen, in 1253. Na hem zal ook Marco Polo, in 1275, met die opdracht naar het verre Oosten trekken.
    Het relaas van Willem van Rubroek over zijn tocht in 1253-55 is in Nederlandse vertaling uitgegeven door de Heemkundige Kring van Tielt in 1984. Het was oorspronkelijk geschreven in het Latijn en werd in 1706 voor het eerst in het Nederlands vertaald en uitgegeven. In 2003 verscheen het reisverhaal van Stanley Stewart:



  • ALGEMENE GESCHIEDENIS 4. De Middeleeuwen (III, 12)

    4. Byzantium van 1000 tot 1453

    Vorige keer hebben we Byzantium verlaten na de tweede gouden eeuw: de 10e en eerste helft van de 11e eeuw. De tijd van de Macedonische keizers, met hun overwinningen op de Bulgaren en de Russen. In de 11e eeuw echter ondergraaft het feodaliseringsproces de fiscale en militaire grondslagen van het rijk. De keizers kunnen niet op tegen de macht van de grootgrondbezitters.

    In 1054 komt de definitieve breuk met de kerk van Rome. De oostelijke kerk, de orthodoxie, gaat haar eigen weg. Latere pogingen tot hereniging, o.m. om het gevaar van de opdringende Turken te weren, mislukken, deels wegens de kruistochten van de



    ALGEMENE GESCHIEDENIS 4. De Middeleeuwen (III, 11)

    De kruisvaarders buiten Constantinopel houden lukte echter al niet meer bij de vierde kruistocht in 1204. Deze tocht en de volgende zullen vooral (af)geleid worden naar Byzantium of Constantinopel: het ging nu meer om de schismatieke Grieken dan om de islamitische heidenen. Maar de fut was er duidelijk uit. De interne spanningen in Europa tussen de paus en de Duitse keizers, de strijd in Zuid-Frankrijk tegen de Albigenzen en de successen van de Reconquista in Spanje leidden de aandacht af.

    Deze vierde kruistocht begint met de herovering, op vraag van Venetië, van Zara, een christelijke stad op de Adriatische kust, die in handen gevallen was van de Hongaarse koning en waar Venetië vroeger baas had gespeeld. Dank zij die verovering konden de kruisvaarders vooraf de boten betalen, die hen naar de Levant moesten brengen. De bestemming was Egypte, maar om Venetië, dat een andere keizer op de troon in Constantinopel wilde zien zitten, te plezieren week men af naar de stad Constantinopel. De stad werd belegerd en ingenomen. En het Latijnse Koninkrijk wordt er gesticht. Van 1204 tot 1261 bleven de Latijnen er baas, met Boudewijn I van Vlaanderen als eerste koning. Venetië versterkt zijn handelsmonopolie in het Oosten (Griekenland en Klein-Azië). In 1261 wordt de stad vanuit Nicea door de Byzantijnen heroverd, met de hulp van Genua, dat daardoor de tweede handelsmogendheid in het Oosten wordt en de invloed van Venetië enigszins weet in te perken.

    In 1212 is er de zogenaamde Kinderkruistocht, in feite een tocht van jonge Franse en Duitse boeren, die niet verder is geraakt dan Marseille, waar ze zouden inschepen naar het Heilig Land.

    Tijdens de vijfde kruistocht (1228-29), onder leiding van Frederik II, een uiterst bekwaam en cultureel zeer hoogstaand monarch (zie vroeger), die echter constant met de paus overhoop lag, wordt Jeruzalem door onderhandelingen opnieuw veroverd. In 1244 echter gaat het opnieuw, en nu voorgoed, verloren aan de



    ALGEMENE GESCHIEDENIS 4. De Middeleeuwen (III, 10)

    Na de herovering van Edessa, hoofstad van het verst gelegen kruisvaardersrijk, door de Moslims (de Turken) werd een tweede kruistocht (1147-1149) vanuit het Westen op touw gezet. Deze tocht, in opdracht van de paus door Bernardus van Clairvaux gepreekt en opgezet, en 60.000 man sterk, werd voor de eerste keer geleid door twee koningen, die van Frankrijk (Lodewijk VII) en van Duitsland (Koenraad III). Het werd een grandioze mislukking. Hij eindigt met een gezamelijke aanval op Damascus, de verkeerde vijand. Onverrichterzake keren de kruisvaarders naar huis terug.

    De herovering van Jeruzalem in 1187 door Saladin, de vizier van Egypte en grootste heerser der moslims ten tijde van de kruistochten, was aanleiding tot de derde kruistocht (1189-1192) met Frederik Barbarossa. Deze verdronk in een riviertje in Klein-Azië voor hij het heilig land bereikte. Richard Leeuwenhart van Engeland en Philips II Augustus van Frankrijk namen de leiding over. Jeruzalem kon niet worden veroverd, wel de havenstad Akko (of Akro) na een beleg van anderhalf jaar.

    Het resultaat van die eerste drie kruistochten, verspreid over een eeuw (!): in feite een mislukking, de Turken komen er als overwinnaars uit. Men heeft dit in het westen wel eens geweten aan de dubbelzinnige houding van de Byzantijnse keizers, die steeds wel hulp beloofden maar nooit kwamen opdagen. Dit oordeel is niet erg billijk: de schuld lag wellicht meer bij de



    ALGEMENE GESCHIEDENIS 4. De Middeleeuwen (III, 9)

    De kruistochten zelf

    Naast de al vermelde godsdienstige motieven om de kruistochten te beginnen speelden natuurlijk nog andere elementen mee. Eerst en vooral het verlangen van de paus om de breuk tussen de Byzantijnse en de Roomse kerk (daterend uit 1054) weer ongedaan te maken. Ook nog het verlangen om de bedevaarders naar de heilige plaatsen een betere bescherming te bieden, en de idee van de heilige oorlog tegen de heidenen, als gevolg van de expansiedrang van de christenheid, die zich in Spanje en ook in het oosten van Duitsland manifesteerde.
    Er waren echter nog andere, minder edele, bedoelingen: de kruistochten als uitweg voor de overtollige bevolking van Europa, de zucht naar avontuur, land, rijkdommen en leengoederen. En tenslotte nog: de kruistochten als uitlaatklep voor veel geweldscultuur: liever tegen de heidenen dan christenen onder elkaar.

    Er zijn op die tweehonderd jaar dat de kruistochtidee door Europa dwaalde (van 1096 tot 1291) zeven kruistochten geweest, en vier kruisvaardersrijkjes gesticht in het Oosten: dat van Edessa (aan de Eufraat), van Antiochië (Syrië), Jeruzalem en Tripolis (Libanon). Dit alles tijdens de eerste kruistocht van 1096 tot 1099, onder leiding van o.m. Godfried van Bouillon, Boudewijn van Vlaanderen en een aantal Franse en Normandische edelen, hertogen en graven.

    Die kruisvaardersrijkjes waren op feodale leest geschoeid, met leenmannen die voor hun eigen gebied over redelijk wat zelfstandigheid beschikten, vb. voor rechtspraak en het innen van belastingen.
    De eerste




    You can follow any responses to this entry through the RSS 2.0 feed. You can leave a response, or trackback from your own site.